FTM: Wat is nu eigenlijk het probleem met die megastallen?

17-12-2018

Door mediacampagnes van dierenwelzijnsorganisaties is bij het brede publiek het beeld ontstaan dat grootschalige veehouderij slecht is voor dierenwelzijn. Dat is echter te kort door de bocht. Op grotere bedrijven wordt niet per se slechter voor dieren gezorgd. En zolang consumenten niet meer voor hun vlees willen betalen, is verdere schaalvergroting in de veehouderij onvermijdelijk, betoogt Herman Lelieveldt.

Ik kan het mis hebben, maar volgens mij is het geen toeval dat dierenwelzijnsorganisaties juist in de aanloop naar de feestdagen nog eens een tandje bijzetten in hun media-campagnes. Vorige week startte Wakker Dier een radiocampagne waarin ze aandacht vroeg voor het lot van Barbarie-eenden, die met ‘duizenden op elkaar gepropt in een potdichte schuur met roostervloeren’ in Frankrijk gefokt worden

Een week eerder postte de actiegroep Animal rights.NL filmpjes van undercoveroperaties bij twee Nederlandse varkenshouderijen. Niet alleen de beelden zelf maar ook de reactie van de NVWA daarop riepen een hoop verontwaardiging op. De NVWA probeerde in een draadje van maar liefst zeven tweets een passende reactie te geven, maar al bij de tweede tweet ging het mis: ‘Het is onaangenaam om de varkens in het filmpje te zien en horen gillen. Ook het zien van zieke en dode dieren laat een mens niet onberoerd, zeker als je minder bekend bent met de varkenshouderij in Nederland,’ aldus de NVWA.

‘Het is onaangenaam om de varkens in het filmpje te zien en horen gillen’

Die laatste bijzin wekte de woede op van Esther Ouwehand van de Partij voor de Dieren: alsof het hier louter zou gaan om de onaangename beleving die deze filmpjes bij het publiek opwekken en niet om het feitelijke dierenleed dat de beelden laten zien. Ouwehand legt met haar tweet precies de vinger op de zere plek: wie bepaalt er nu eigenlijk wat het juiste niveau van dierenwelzijn is, het publiek of de experts?

Nederland gidsland
Nederland neemt in dit debat een interessante plek in. Er is geen land in de EU waar zoveel vlees beschikbaar is dat aan hogere standaarden voldoet dan de wettelijke minimumnormen – vooral met dank aan het Beter Leven-keurmerk. Nederland zit ook in de kopgroep van landen waar burgers bereid zijn hier extra voor te betalen, zo blijkt laten Eurobarometer gegevens uit 2016 zien. Een derde van de Nederlanders wil tot 5 procent extra betalen, maar veel meer mensen willen verder gaan: ruim één op de tien wil tussen de 10 en 20 procent extra betalen en een bijna even grote groep zelfs meer dan 20 procent.

Wie deze getallen naast de omzet voor vlees met een keurmerk legt, kan grosso modo concluderen dat de markt op dit moment goed is afgestemd op deze willingness to pay. De laatste cijfers die ik daarover kon vinden, laten zien dat het aandeel kip met keurmerk zo’n 20 procent bedraagt. De kipfilet met één ster van het Beter Leven-keurmerk, kost op dit moment 13,49 euro per kilo en is daarmee 20 procent duurder dan Albert Heijns ‘tussenkip’. Wie vindt dat het uiteindelijk de consument is die moet bepalen hoeveel verder we gaan dan de minimumnormen van de EU voorschrijven, moet er dus op rekenen dat er niet veel meer ruimte is voor prijsverhogingen.

Kunnen we ervoor zorgen dat het dierenwelzijn toeneemt bij een gelijkblijvende prijs?

Kunnen we er dan voor zorgen dat het dierenwelzijn toeneemt bij een gelijkblijvende prijs? Misschien wel, maar dan zouden we moeten accepteren dat de veehouderij grootschaliger en efficiënter georganiseerd wordt. En dat gaat tegen onze intuïtie in, want bij diervriendelijk denken we ook vaak aan kleinschalig en knus. Als we dan lezen dat er dit jaar in de gemeente Horst aan de Maas begonnen is met de bouw van een pluimveebedrijf waar maar liefst 1 miljoen vleeskuikens gefokt gaan worden, is onze eerste reactie: zo’n megastal kán niet goed zijn voor het dierenwelzijn!

Hele keten op één plek
Ik ben hier echter anders over gaan denken toen ik begin december Marcel Kuijpers, de man achter het Nieuw Gemengd Bedrijf, hoorde spreken op een debat op de Universiteit Utrecht dat zeker de moeite van het terugkijken waard is. Op het podium stonden drie veehouders, die alle drie uitlegden dat ze alleen via schaalvergroting ‘diervriendelijker’ vlees kunnen aanbieden tegen een marktconforme prijs.

Kuijpers, de man van de 1 miljoen vleeskuikens, legde uit dat zijn bedrijf dankzij deze schaal de hele pluimveeketen op één plek in eigen beheer heeft. Kuikens worden zelf uitgebroed, gefokt en geslacht. ‘Als je geen vrachtwagens in de keten meer hebt, doe je iets voor de dieren en voor de efficiency,’ aldus Kuijpers. Het zorgt er ook voor dat je een bedrijf hebt met een behoorlijk aantal werknemers die je kunt scholen, coachen en die elkaar scherp kunnen houden. Wie met dat verhaal in het achterhoofd de beelden van Animalrights.nl nog eens bekijkt, zal wellicht begrijpen dat het juist op kleinere bedrijven wel eens slechter gesteld kan zijn met het dierenwelzijn – juist omdat de bedrijfsvoering daar financieel vaak krapper is dan op grotere bedrijven.

Eenzelfde verhaal vertelde Gerald Deetman, die een aantal jaren geleden vijf verouderde en verspreid staande stallen opdoekte. Hij zette er één grote, moderne stal voor in de plaats, energieneutraal, met vloerverwarming en luchtwassing. De vier mensen die vroeger op die vijf plekken aan de slag waren, doen dat nu samen op één plek. Ook al geen reden om te veronderstellen dat het slechter is voor het dierenwelzijn.

‘Als je geen vrachtwagens in de keten meer hebt, doe je iets voor de dieren en voor de efficiency’

Pluimveehouder Eric Hubers zat in de zaal. Hij legde uit hoe hij de afgelopen 32 jaar stukje bij beetje het dierenwelzijn van zijn leghennen verbeterde, en dat het daarbij onvermijdelijk was om de schaal van zijn bedrijf te vergroten omdat hij anders de investeringen niet terug kon verdienen. Nu is hij op het punt waarbij zijn bedrijf 160.000 legkippen heeft. Dat is een probleem, want de Dierenbescherming geeft geen sterren aan bedrijven waar meer dan 120.000 hennen rondlopen, ondanks het feit dat hij voor de rest aan alle criteria voor één-ster en twee-ster- keurmerk voldoet. Hubers onthulde dat de Dierenbescherming daar ook een beetje mee in zijn maag zat, en hem de suggestie deed zijn bedrijf administratief te splitsen om zo toch de sterren te kunnen blijven voeren.

Schaalvergroting onvermijdelijk
De conclusie is duidelijk: als we in Nederland blijven vasthouden aan marktwerking als dé weg naar een beter dierenwelzijn, dan lijkt schaalvergroting onvermijdelijk. Maar dat staat op gespannen voet met het beeld dat consumenten hebben bij een ‘blije kip’ en ‘gelukkige varkens’. De verhalen van de drie veehouders dwingen ons om toch nog eens goed naar de relatie tussen schaalgrootte en dierenwelzijn te kijken.

Hoogleraar diergedrag Saskia Arndt vertelde tijdens het debat dat hier nog veel meer onderzoek naar gedaan moet worden. Bij dat onderzoek moet het er uiteindelijk om gaan het welzijn van dieren zo objectief mogelijk vast te stellen en moeten we er open voor staan dat de uitkomsten daarvan laten zien dat small niet altijd beautiful is. In de tussentijd moeten zowel consumenten als supermarkten eens goed in de spiegel kijken en zich realiseren dat veehouders pas echt grote stappen kunnen zetten als we een stuk meer voor hun producten gaan betalen.

Bron: FTM

 
 

Inloggen op de ledenportal