Boerderij: Besmettingen met HPAI direct van wilde vogels

11-09-2021

De meeste besmettingen van pluimveebedrijven met het HPAI-virus in 2020 en 2021 waren primaire introducties vanuit wilde vogels. Verspreiding tussen Nederlandse en buitenlandse bedrijven is niet opgetreden.

 

Dat is vastgesteld voor de meeste van tien hoogpathogene vogelgriepbesmettingen (HPAI) in een onderzoek naar de insleeproutes van het virus op tien besmette bedrijven. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van LNV door Universiteit Utrecht met hulp van NVWA, Sovon, WBvR en Royal GD. Avined heeft de hoofdconclusies 9 september bekendgemaakt.

Eerste vogelgriepbesmetting in oktober

De eerste HPAI-besmetting was vorig jaar oktober in Altforst (Gld.) bij vleeskuikenouderdieren. Daarna volgden uitbraken op pluimveebedrijven in Puiflijk (Gld.; vleeskuikens), Lutjegast (Gr.; leghennen), Terwolde (Gld.; eenden), Witmarsum (Fr.; vleeskuikens), Hekendorp (U.; leghennen), Sint Annaparochie (Fr.; vleeskuikens), Den Bommel (Z.-H.; leghennen), Buitenpost (Fr.; vleeskuikens) en in 2021 in Moergestel (N.-Br.; kalkoenen), St. Oedenrode (N.-Br.; leghennen) en in Weert (L.; kalkoenen). Ook waren eind vorig jaar twee uitbraken bij niet-commercieel gehouden pluimvee.

Insleep HPAI niet exact vastgesteld

Voor tien bedrijven zijn uitkomsten van bron- en contactonderzoek, schattingen van insleepmoment en virusovereenkomsten bekeken en zijn de bioveiligheid en aantallen en soorten wilde vogels ter plekke beoordeeld. Voor geen van de bedrijven kon vastgesteld worden hoe de insleep heeft plaatsgehad.

Van de verschillende type besmette bedrijven is wel iets op te merken over de mogelijke insleeproutes. Enkele bedrijven lagen niet in water(vogel)rijke gebieden, maar waren door plaatselijke (weers)omstandigheden aantrekkelijk voor wilde vogels. In de directe omgeving van sommige bedrijven werden zeer grote aantallen ganzen, eenden, zwanen, meeuwen en weidevogels gezien.

Bij de eerste twee besmette bedrijven (Altforst en Puiflijk), die op minder dan 2 kilometer afstand van elkaar liggen, waren de gevonden virussen genetisch identiek. Uit het onderzoek kon niet worden vastgesteld of besmetting vanuit dezelfde wilde-vogelbron of verspreiding tussen de bedrijven is opgetreden.

Ook vogelgriepuitbraken bij vleeskuikens

Voor het eerst sinds 2014 zijn ook uitbraken vastgesteld bij vleeskuiken- en vleeskalkoenbedrijven, met eind mei nog een uitbraak bij vleeskalkoenen. Daarnaast werden tot en met september enkele uitbraken vastgesteld bij hobbydieren en in vogelasielen. De onderzoekers hebben geen verklaring gevonden voor deze verschillen ten opzichte van eerdere jaren.

Pluimveehouders hebben bij de eerste verschijnselen gemeld, meestal waren dit toegenomen sterfte en stille, inactieve dieren. Bij vleeskuikens vielen daarnaast pootverkleuringen (cyanose) op.

De uitval nam bij alle typen pluimvee exponentieel toe, bij vleeskuikens werd dit voorafgegaan door een meer geleidelijk oplopende uitval. Neurologische verschijnselen werden alleen bij vleeseenden gezien.

Na virusinsleep duurt het altijd enige tijd voordat het virus zich zoveel van dier op dier heeft verspreid dat koppelbesmetting kan worden vastgesteld. Volgens modelschattingen van WBVR op basis van de uitval is het virus gemiddeld een week bij leg- en vleesvermeerdering, twee weken bij vleeskuikens en vleeseenden en een tot twee weken bij vleeskalkoenen binnengekomen voor de melding.

Aantrekkelijk voor wilde vogels

De bioveiligheid kreeg op de bedrijven veel aandacht, maar er zijn altijd bedrijfsspecifieke sterkere en minder sterke punten. De risicofactoren voor insleep waren per bedrijf erg verschillend, maar één gemeenschappelijk risicofactor was dat de directe omgeving aantrekkelijk was voor wilde vogels (watervogels en mogelijke ‘brugsoorten’, zoals onder meer meeuwen, kraaien en spreeuwen). Soms werd ontlasting van wilde vogels gezien op het erf, tegen de wanden van de stal of gaas van de wintergarten en op daken.

Advies: wees alert

Uitbraken zijn dit keer ook gezien in pluimveedichte, niet-waterrijke gebieden en in de lente en zomerperiode. Dit heeft niet geleid tot grootschalige verspreiding van bedrijf tot bedrijf, maar geeft wel aan dat pluimveehouders van alle bedrijven het hele jaar rond alert moeten zijn.

Het belangrijkste advies van deskundigen is: probeer op alle mogelijke manieren direct en indirect contact van mensen, voertuigen, materialen, plaagdieren en huisdieren met wilde watervogels en pluimvee van andere bedrijven en hun ontlasting, te voorkomen. Met het toenemende risico op insleep van vogelgriep door de komst van migrerende vogels is het extra belangrijk om alert te zijn.

Tekst: Hans Bijleveld

 
 

Inloggen op de ledenportal