Boerderij: Hoogleraar: ‘Hoogpathogene vogelgriep in natuur is game changer’

24-08-2022

Redactie

Kirsten Graumans

redacteur ondernemen

Hoogpathogene vogelgriepvirussen zitten bij veel vogelsoorten in de natuur. Vaccinatie is een wezenlijk deel van de oplossing, denkt hoogleraar Sjaak de Wit. Het kan nog wel enkele jaren duren voordat het zover is.

56 pluimveebedrijven zijn besmet geraakt met hoogpathogene vogelgriep, sinds vorig najaar. En waar normaal de lente en zomerperiode rustig is – vogelgriepvirus gedijt in principe slecht bij veel zonlicht en hoge temperaturen – waren er dit jaar in juli en augustus toch weer nieuwe uitbraken. In delen van Nederland moeten de kippen al bijna 10 maanden binnen blijven.

Hoe moet dit verder voor de pluimveesector? Hoogleraar, onderzoeker en pluimveedierenarts Sjaak de Wit (60) ziet één duidelijk pad voor de toekomst: vaccinatie.

De Wit is hoogleraar Integrale Pluimveegezondheidszorg aan de Universiteit Utrecht, en pluimveedierenarts en senior onderzoeker bij Royal GD. Hier houdt hij zich onder andere veel bezig met diagnostiek en vaccins en vaccinschema’s. De Wit is ook een de leden van de Deskundigengroep Dierziekten, die de overheid adviseert bij dierziekte-uitbraken en onder andere op regelmatige basis risico-inschattingen maakt over de actuele vogelgriepsituatie.

Nieuwe vogelgriepuitbraken in hartje zomer. Hadden we dat kunnen zien aankomen?

“Onze vrees is wel bevestigd. Je hoopt natuurlijk dat het meevalt, maar je zag in de lente dat het gebruikelijke patroon werd doorbroken. Een groep van hoogpathogene vogelgriepvirussen handhaaft zich in steeds meer soorten wilde vogels.”

Is dat iets structureels, gaat het virus weer weg bij wilde vogels?

“Dat kun je over een paar jaar zeggen, ik heb geen glazen bol. Maar alle signalen staan op rood. Hoogpathogene vogelgriepvirussen zitten in de natuur, in meer vogelsoorten dan ooit. Met een virus dat zo succesvol is in zoveel diersoorten, denk ik dat de kans om de lotto te winnen groter is dan de kans dat deze virussen spontaan uit de natuur gaan verdwijnen. Als het virus bij één soort zit, kan het op een gegeven moment doodlopen omdat er geen gevoelige dieren meer beschikbaar zijn. Maar als het bij zoveel soorten zit, gaat het van de een naar de ander.

Vroeger kwam hoogpathogene vogelgriep op een pluimveebedrijf door mutatie van een laagpathogene variant. Als je dan alle kippen ruimt – ik spreek liever over vroegtijdig euthanaseren trouwens, omdat ze anders ook doodgaan maar dan door het virus –, dan was het virus uitgeroeid. Dat is nu niet meer zo: hoogpathogene H5-virussen zitten nu in grote delen van de wereld in de natuur.”

Is structureel een andere aanpak nodig?

“Het dogma is jarenlang geweest: vaccineren, dat doen we niet. Je zag in andere delen van de wereld ook dat het niet perfect werkt. Het is ingewikkeld met alle verschillende types vogelgriepvirussen, en als je ruimen goed aanpakt is dit goedkoper en grondiger. Dat is altijd gedacht vanuit de situatie dat uitbraken zelden voorkomen, en dat het virus in pluimveebedrijven muteert uit een laagpathogene variant. Ook speelde daarbij het dilemma dat je met de oude vaccins geen verschil kunt aantonen tussen besmette dieren en gevaccineerde dieren. Je kunt dan niet aantonen dat je dieren vrij zijn van vogelgriep.

Het onderscheid tussen besmette dieren die niet ziek zijn en gevaccineerde dieren kunnen we nu veel beter maken

In die oude situatie zou ik ook tegen vaccinatie pleiten. Maar nu zijn er meerdere redenen om ons aan te passen. Dat hoogpathogene virussen nu bij zoveel soorten in de natuur zitten, is echt een game changer. Het onderscheid tussen besmette dieren die niet ziek zijn en gevaccineerde dieren kunnen we nu ook veel beter maken. Zowel de nieuwe generatie vaccins als de diagnostiek zijn veel beter, en maken dat onderscheid wel mogelijk. Ook is er een beweging dat er meer kippen naar buiten gaan, terwijl we weten dat de kans op blootstelling aan het virus daarmee sterk toeneemt. Het virus gaat zich niet aanpassen aan ons, wij zullen ons moeten aanpassen aan de nieuwe wereld.”

De hamvraag is dan: hoe snel kan er daadwerkelijk gevaccineerd worden in de praktijk?

“De eisen die gesteld worden aan vaccins zijn best streng. Ze moeten goed werken, de kippen moeten gezond blijven en ze moeten de verspreiding van het virus remmen. De R, het reproductiegetal zoals we ook kennen van corona, moet het liefst onder de 1 zitten in gevaccineerde dieren. Dat wil zeggen dat 1 besmet dier minder dan 1 ander dier besmet.

Als er ooit een vogelgrieppandemie komt, dan is de kans zeer gering dat die in Nederland ontstaat

Wat je niet wilt, is dat gevaccineerde kippen na een besmetting gezond blijven maar dat het virus wel ruim vermenigvuldigt; dan krijg je een veenbrand. Als het virus ongezien blijft verspreiden, dan zijn er ook mensen die hier voortdurend aan blootgesteld worden. Dat zou in het slechtste geval de start van een proces naar een nieuwe pandemie kunnen zijn. Het gevaar hierop is in Nederland overigens bijzonder klein, we zitten er enorm bovenop. Als er ooit een vogelgrieppandemie komt, dan is de kans zeer gering dat die in Nederland ontstaat, zeer waarschijnlijk halen we die dan via Schiphol of andere reizigers binnen, niet vanuit ons pluimvee.

Maar als we alleen vaccins willen gebruiken die helemaal perfect zijn, kunnen we stoppen met veel dingen. We moeten die nieuwe vaccins slim gaan toepassen in combinatie met goede biosecurity en regelmatige bemonstering, waardoor je veenbranden ontdekt en kunt blussen.”

Onder andere Nederland doet dit jaar proeven met vogelgriepvaccinatie. Bent u hierbij betrokken?

“Ja, ik zit in begeleidingscommissie hiervan. We hopen op goede resultaten. Wat wel goed is om te weten, is dat de proef kijkt naar eenmalige toepassing van één type vaccin per dier. Er worden drie verschillende vaccins onderzocht. In het buitenland zien we dat gebruik wordt gemaakt van combinaties van vaccins, waarbij dieren op verschillende momenten verschillende vaccins krijgen. Dat wordt hier niet in meegenomen omdat je met de basis moet beginnen. Maar als bij deze proef de verspreiding, de R, boven de 1 lijkt te zijn, is de discussie dus niet afgelopen. Overigens: als vaccins straks toegelaten zouden zijn, betekent dit niet dat iedereen moet vaccineren. Dat zou risicogestuurd kunnen zijn, bijvoorbeeld door het pluimvee in heel ntensieve of waterrijke gebieden te vaccineren.”

Als de proeven slagen: op welke termijn zou vaccinatie dan naar de praktijk kunnen komen? Zouden er bij wijze van spreken volgend jaar al dieren op commerciële bedrijven gevaccineerd kunnen worden?

“Als dit binnen een paar jaar rond is, zou het me aangenaam verrassen. Dat het geen jaren hoeft te duren hebben we bij Covid-vaccins gezien. Maar de nieuwe generatie vaccins moeten wel eerst toegelaten worden. Dat duurt onder normale omstandigheden gemiddeld enkele jaren. Fabrikanten moeten hun vaccins hiervoor eerst aanbieden voor registratie. Dat is een duur proces. Zij moeten dan wel weten of ze een reële kans hebben daarna om de vaccins te kunnen en mogen verkopen. Ze moeten dus zicht krijgen op het afschaffen van het vaccinatieverbod. Hiervoor moet op internationale – liefst wereldwijde – schaal de handelsregels aangepast worden. Als er een gevoel van urgentie bij alle betrokken partijen is en blijft, kan het zijn dat het registratieproces versneld wordt en dat we binnen 2 jaar kunnen gaan vaccineren. Maar of en in hoeverre dat gevoel er nu is en blijft, weet ik niet.

je kunt dit niet oplossen met één vaccin dat maar eenmalig is toe te passen

Voor zover ik weet is er één fabrikant begonnen met de registratie van zo’n nieuw vaccin in de Europese Unie. Het kan best zijn dat het eerste vaccin volgend jaar wordt toegelaten. Maar ik vrees dat we er dan nog niet zijn, je kunt dit niet oplossen met één vaccin dat maar eenmalig is toe te passen. Je mist altijd enkele dieren of het vaccin slaat bij een aantal niet aan, ik denk dat je sowieso naar een combinatie van vaccins moet. Dus al met al zijn we niet van het voorjaar aan het vaccineren.”

Terwijl we wachten op deze vaccins, wat kan de pluimveehouderij nog doen?

“Tot die tijd hebben we alleen biosecurity. Het afschermen van dieren van besmet materiaal, beperken van uitloop bij verhoogde risico’s op het oplopen van besmettingen vanuit de wilde vogels, ontsmetten wat van buiten naar binnen komt, hygiëne van voor tot achter en scherp blijven op symptomen. We moeten besmettingen zo vroeg mogelijk blijven opsporen. Tot nu toe zijn er weinig besmettingen van bedrijf naar bedrijf. Hulde aan de pluimveehouderij daarvoor. Dat moet zo blijven. De pluimveehouderij staat al genoeg ter discussie, besmettingen van bedrijf tot bedrijf zijn olie op het vuur voor degenen die de pluimveestapel willen decimeren.”

 
 

Inloggen op de ledenportal