Boerderij: Zes vragen en antwoorden over het Diergezondheidsfonds

14-01-2024

Redactie

Norbert van der Werff

redacteur

De bestrijdingskosten voor vogelgriep torenen hoog uit boven het plafond dat de pluimveesector had afgesproken in het Diergezondheidsfonds (DGF) over 2020-2024. Het ligt voor de hand dat het plafond voor de nieuwe convenantperiode, en dus de heffing per dier, fors hoger wordt. Wat staat pluimveehouders te wachten? Zes vragen en antwoorden.

Het aantal vogelgriepuitbraken viel in 2023 relatief mee, al denken pluimveehouders die het afgelopen jaar getroffen werden door HPAI daar ongetwijfeld anders over. Er waren vijf uitbraken bij legbedrijven en één uitbraak bij een bedrijf met vleeseendenouderdieren. ‘Slechts’ 313.000 dieren werden geruimd om verspreiding van het virus tegen te gaan. Een half jaar lang, van eind januari tot eind juli, waren er helemaal geen uitbraken bij pluimveebedrijven. Terwijl wetenschappers nog wel aangaven dat vogelgriep jaarrond in Nederland zou rondwaren.

In 2022 waren er met 78 besmette pluimveebedrijven vele malen meer uitbraken geweest en waren bovendien 48 bedrijven preventief geruimd. Die bedrijven kregen compensatie voor de dagwaarde van hun dieren en er waren hoge kosten voor het ruimen, onderzoek, monitoring en het plaatsen van borden van het vervoersverbod. Tot 2023 nam de EU de helft van alle directe bestrijdingskosten voor haar rekening, maar niet van de andere kosten. Volgens een rapport van de Algemene Rekenkamer van afgelopen zomer droeg de EU in de periode 2015-2021 geen 50% maar slechts 10% van de kosten. Voor 2023 is de EU-bijdrage voor Nederland verlaagd van 50% naar 20%. De pluimveesector betaalt het eerste € 30 miljoen van het overige deel, tot aan het plafondbedrag, middels de Diergezondheidsheffing.

Twee onderzoeken

Die Diergezondheidsheffing is naast voor de bestrijdingskosten voor HPAI (€ 30 miljoen) bedoeld voor de bestrijdingskosten voor Newcastle Disease (€ 2 miljoen) en voor de vijfjaarlijkse vaste kosten (€ 46 miljoen) van het DGF, onder meer voor monitoring en reguliere programma’s. Het totale plafondbedrag is dus € 78 miljoen.

Het ministerie van LNV heeft ter voorbereiding van het nieuw af te sluiten DGF twee onderzoeken laten doen. Wageningen UR heeft zich gebogen over de kans op vogelgriep, de gevolgen voor de kostprijs van producten en het gelijke speelveld in Europa. Onderzoeksbureau SEO richtte zich op de draagkracht van de verschillende sectoren en van individuele veehouders. De rapporten moeten helpen bij het vaststellen van de plafondbedragen.

1. Meteen maar de hamvraag: hoeveel moet de pluimveesector gaan betalen?

Dat is een politieke vraag waar de onderzoekers zich niet over uitspreken. Wageningen Economic Research en Wageningen Bioveterinary Research hebben wel berekeningen losgelaten op het te verwachten schadebedrag. Ze komen uit op € 70 miljoen, dat verdeeld moet worden over pluimveesector en overheid. Dat is een stuk hoger dan de € 36 miljoen die voor 2020-’24 verwacht werd. Overigens werd het plafondbedrag voor de bestrijding van HPAI voor de huidige convenantperiode vastgesteld op € 35 miljoen.

Het bedrag van € 70 miljoen is de som van de verwachtingswaarden van alle intervallen van € 10 miljoen. De onderzoekers achten de kans het grootste (20%) dat de totale vogelgriepschade in de periode van vijf jaar tussen de € 60 miljoen en € 70 miljoen ligt, gevolgd door € 50 miljoen tot € 60 miljoen en € 70 miljoen tot € 80 miljoen, beide met 17% kans. De kans dat de schade buiten deze bandbreedte valt is dus 46%, oftewel de schade kan heel goed veel hoger of veel lager uitvallen.

2. Dat bedrag van € 70 miljoen, te verdelen over sector en overheid, is dus nog geen uitgemaakte zaak?

Nee. Er zijn bovendien voor de onderzoeken enkele aannames gedaan. Ten eerste dat de EU 35% voor zijn rekening neemt. Voor 2024 is dat echter geen 35% maar 32%. En voor de jaren daarna liggen de percentages nog niet vast. Het zijn trouwens geen openeinderegelingen. Ze zijn gebonden aan een maximum.

Daarnaast is bij de berekeningen van de schade uitgegaan van het oude beleid met preventieve ruimingen in pluimveedicht gebied in een zone van een kilometer rond de besmetting. De minister heeft dat beleid vervangen door monitoring in een zone van 3 kilometer en op hoge frequentie testen van kadavers op het HPAI-virus. Dat brengt lagere kosten met zich mee dan preventief ruimen.


In de legsector was de heffing voor scharrelkippen in 2023 €0,220097 per opgezette leghen. De DGF-heffing was daarmee 0,90% van de toegerekende kosten. - Foto: Koos Groenewold

Belangrijker is dat de wetenschappers ook als uitgangspunt hebben genomen dat pluimvee niet tegen vogelgriep gevaccineerd wordt. Ze stellen in het rapport dat als dat gebeurt nieuwe inschattingen van de risico’s moeten plaatsvinden. Dan is de situatie immers totaal anders. De pluimveesector zal dan een lagere bijdrage willen betalen.

3. Over welke kosten hebben we het?

Het gaat om kosten voor de bestrijding van de dierziekten opgenomen in de Wet dieren. Om preventieve maatregelen die de kans op een uitbraak verkleinen. Om de overname en het onderzoek van dieren die worden verdacht van een besmettelijke dierziekte. En om eventuele tegemoetkoming in de schade na de ruiming van de dieren op besmette bedrijven en monitoring en screening.

Bij vogelgriep maakt compensatie van de dieren 67% van de bestrijdingskosten uit, een aanzienlijk deel dus. Volgens WUR is de gemiddelde waarde van een leghen € 4,52 en van een vleeskuiken € 1,69. De kosten van ruimen en desinfectie bedragen gemiddeld € 1,08 per dier en van destructie € 0,32. Daarnaast zijn er kosten die niet aan een individueel bedrijf kunnen worden toegeschreven, zoals taxatie- en screeningskosten en organisatiekosten. Daartoe behoren bijvoorbeeld de kosten voor het handhaven van vervoersverboden.

De schade per uitbraak is niet alleen afhankelijk van de grootte van het bedrijf, maar ook van de locatie. In pluimveedicht gebied verwacht de WUR een schade van € 6,70 miljoen per uitbraak, in gebied waar weinig pluimveebedrijven zijn gevestigd, is dat € 1,26 miljoen.

4. Hebben andere landen ook zo’n DGF?

In België en Duitsland delen de veehouderijsectoren net als in Nederland mee in de kosten. Maar er zijn wel verschillen met het DGF. Het Sanitair Fonds vergoedt veehouders in België een percentage van de dagwaarde van de dieren, waarbij de financiering wordt voorzien door de boeren zelf via een heffing per dier. Iedere sector is verantwoordelijk voor de eigen kosten. De overige bestrijdingskosten worden betaald door de overheid. De Duitse deelstaten hebben een Tierseuchenkasse. De sector betaalt een deel van de kosten via jaarlijks verplichte heffingen, de overheid het andere deel. De regels verschillen per deelstaat.


In Duitsland betaalt de sector een deel van de kosten via jaarlijks verplichte heffingen voor de Tierseuchenkasse. De regels verschillen per deelstaat. - Foto: Henk Riswick

In de meeste EU-lidstaten komen de kosten van bestrijdingsplichtige dierziekten echter niet ten laste van de pluimveesector, maar van de nationale overheid en de EU. De mate waarin pluimveehouders worden gecompenseerd voor geruimde dieren varieert.

5. Wat zijn de gevolgen voor de kostprijs van het product?

De heffing is voor ieder van de 26 categorieën kippen, kalkoenen en eenden anders. Per opgezet regulier vleeskuiken was de heffing voor het DGF in 2023 € 0,009876 en per opgezet traaggroeiend vleeskuiken € 0,014508. De DGF-kosten zijn voor een regulier kuiken 0,38% van de toegerekende kosten (kosten voor voer, diergezondheid en energie en overige kosten) en voor een kuiken van een langzaam groeiend ras 0,58%. In de legsector was de heffing voor scharrelkippen in 2023 € 0,220097 per opgezette leghen. De DGF-heffing was daarmee 0,90% van de toegerekende kosten.

Hoewel de absolute kosten per bedrijf zeer hoog kunnen zijn, is het aandeel in de toegerekende kosten volgens de WUR dus beperkt. Dat schreef de demissionair minister van LNV in december ook in een brief aan de Tweede Kamer. “Door het beperkte aandeel van de diergezondheidsheffing in de kostprijs per product is de invloed van deze heffing op de concurrentiepositie van de Nederlandse veehouderij gering.” Met andere woorden: de sector kan best een flinke bijdrage betalen.

6. Hoe gaat het nu verder?

Het ministerie van LNV is in gesprek met de sector over het convenant voor de periode 2025 tot en met 2029. Demissionair minister Adema heeft aangegeven te streven naar ondertekening in het komende voorjaar.

Lees ook: Onderzoek: pluimveesector kan hogere diergezondheidsheffing dragen

 
 

Inloggen op de ledenportal