Boerderij: Convenant: lagere stalbezetting pluimvee moet gecompenseerd24-06-2025
Het Convenant ‘Stappen naar een dierwaardige veehouderij’ is dinsdag 24 juni ondertekend door de betrokken partijen. Pluimveehouderij zet de belangrijkste stappen richting 2040 op een rij, zoomt per deelsector in op de gevolgen en haalt de reacties op van LTO/NOP, NAJK en de Dierenbescherming. “Pluimveehouders worden voldoende beschermd door de voorwaarden.” Pluimveehouders in de verschillende deelsectoren zetten richting 2040 concrete stappen naar een dierwaardige veehouderij. Verschillende partijen hebben het convenant hiertoe dinsdag 24 juni ondertekend. Leghennenhouders en vleeskuikenhouders gaan de komende jaren werken met een lagere stalbezetting. Daarbij zijn 8 leghennen per m2 en 25 kg/m2 uitgangspunten. De Dierenbescherming wil richting 2040 naar 6 leghennen per m2 (zie kader). Verschillende stalsystemen worden stapsgewijs uitgefaseerd. Het betreft de huidige koloniehuisvesting bij leghennen, patiostallen bij vleeskuikens en verandasystemen bij vleeskuikenouderdieren. Per deelsector worden verschillende onderzoeken opgetuigd om te zien of en hoe meer tegemoet kan worden gekomen aan het natuurlijke gedrag van dieren. Er wordt onder meer gekeken naar het inrichten van functiegebieden voor onder andere eten/drinken, rusten, scharrelen/exploreren en stofbaden. De stappen naar een dierwaardige veehouderij vloeien voort uit de zes leidende principes van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA):
Deze principes zijn ook opgenomen in de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die heeft de overheid opgesteld en vormt in de basis de wet- en regelgeving. Aan de AMvB moeten alle pluimveehouders voldoen. In het convenant worden bovenwettelijke stappen gezet. Deze stappen worden samen met de primaire houders, overheid, markt- en ketenpartijen en de Dierenbescherming vormgegeven. Hard gelag voor enkele pluimveehoudersDe gevolgen voor individuele pluimveehouders verschillen sterk per situatie. Pluimveehouders met koloniehuisvesting, patiostallen en verandasystemen moeten de komende jaren actie ondernemen. Daarbij wordt rekening gehouden met de afschrijvingstermijnen van stallen en inventarissen, zo zegt LTO/NOP-voorzitter Kees de Jong. “Het uitfaseren van deze stalsystemen verloopt in stappen die passen in afschrijvingstermijnen. Voor sommige legpluimveehouders is dat een hard gelag. Door netjes te werken en zuinig te zijn op hun huisvesting zijn zij gewend om normaal gesproken langer met hun inventaris door te gaan dan de afschrijvingstermijn. Die winst zit er nu niet in.” De betrokken partijen gingen bij het opstellen van het convenant bepaald niet over een nacht ijs. De Jong kijkt alles overziend met tevredenheid terug op het proces en datgene wat de sector inhoudelijk heeft bereikt. “Het convenant is een compromis, waarbij je op sommige onderdelen moet inleveren en water bij de wijn moet doen. Maar het is een evenwichtig pakket. Ik ben van mening dat er geen knelpunten uit voort hoeven te vloeien. Per saldo zijn we positief over datgene wat we hebben bereikt. Daarbij moet ik ook zeggen dat de Dierenbescherming haar nek heeft uitgestoken richting 2040.” Gevraagd waar de pijnpunten liggen, antwoordt De Jong: “Met het zetten van een handtekening onder de tekst is het net alsof onze veehouderij nu niet dierwaardig zou zijn. Wanneer is het genoeg?” Dierenbescherming trotsLTO/NOP heeft samen met de Dierenbescherming en het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) per deelsector invulling gegeven aan het plan van aanpak voor een dierwaardige veehouderij. “We zijn trots op datgene wat er ligt en zijn blij met het resultaat”, zo zegt Lisanne Stadig, programmamanager veehouderij bij de Dierenbescherming. “Er is een grote systeemverandering nodig. Dat lukt alleen met inzet van alle betrokken partijen. Er is wederzijds begrip over waar we naartoe willen en welke moeilijkheden er zijn. We hebben er vertrouwen in dat er grote en wezenlijke stappen voorwaarts worden gezet. Met het Convenant komen we dichterbij een dierwaardige veehouderij, al zijn we er met het uitvoeren van deze plannen nog niet.” Het convenant biedt perspectief voor jonge boeren, zo stelt NAJK-(dagelijks)bestuurder Wendy Kicken. Als portefeuillehouder pluimvee-, varkens- en kalverhouderij was ze nauw betrokken bij het proces. “Het convenant is een goed middel, dat richting biedt. De jonge pluimveehouder weet straks waar hij of zij naar toe kan werken op het gebied van dierwaardigheid. Dat is ontzettend belangrijk, met alle opgaves die er al liggen en waar we op moeten inspelen als jonge ondernemers.” Kicken stelt dat er met het optuigen van het convenant degelijke stappen zijn gezet op weg naar een dierwaardige veehouderij. “Het was een unieke periode, waarbij verschillende partijen de handen ineen hebben geslagen.” Onafhankelijke autoriteitBinnen het convenant is afgesproken dat er nog dit jaar een kennisagenda en een onderzoeksprogramma worden opgetuigd. Veel stappen richting een dierwaardige veehouderij worden nader onderzocht en later geconcretiseerd en vastgelegd in een Gids voor goede praktijken. Het ministerie van LVVN heeft de komende jaren €51 miljoen beschikbaar voor onderzoek en pilots. Er wordt een zogenoemde werkplaats ingericht, waarin betrokken partijen samenwerken aan de uitvoering van het plan van aanpak, de onderzoeksvragen en oplossingen. “De Stuurgroep Ingrepen maakt bijvoorbeeld straks onderdeel uit van de werkplaats. Ook partijen als CBL en Anevei zijn nodig om een en ander in de markt te zetten”, zo zegt De Jong. De voorgenomen stappen en resultaten richting een dierwaardige veehouderij worden gemonitord door de op te richten ‘Autoriteit Dierwaardige Veehouderij’. Dit is een onafhankelijke autoriteit die geïnspireerd is op de onafhankelijke diergeneesmiddelenautoriteit SDa, bekend van de antibiotica-aanpak. De Jong: “We zien de voordelen van het SDa-model en er is een verkenner/kwartiermaker aangesteld. De autoriteit gaat monitoren of alle partijen de benodigde stappen zetten. We moeten de zekerheid hebben dat eventuele meerkosten worden gecompenseerd en dat markten worden beschermd. Het mag en kan niet gebeuren dat meerkosten alleen op het bordje van de boer terechtkomen. Dat moet goed worden geborgd. Dat was voor ons een harde voorwaarde, waar we veel tijd en energie in hebben gestoken.” Ketenpartijen ook positiefAnevei-voorzitter Werner Buck die het convenant mede ondertekende, vindt het goed om naast de AMvB een convenant te hebben. “Daarin dekken de primaire sector, de ketenpartijen, de minister van LVVN en Dierenbescherming af wat niet in de AMvB past. De onafhankelijke Autoriteit is de grootste winst, want die maakt duidelijk of aan randvoorwaarden als vergunningverlening, verdienmodel en onderzoek voldaan is voor volgende stappen gezet worden.
Voorzitter Mike van Beeck van de Centrale Organisatie Broedeieren en Kuikens (COBK) geeft aan dat het convenant vooral aan de primaire sector gerelateerd is. “De kuikenbroeders zijn dienend aan de sector, we leveren door ondertekening convenant graag een positieve bijdrage. Als de markt behoeftes heeft, werken we aan de invulling daarvan. Een aantal zaken zoals langzaam groeiende kuikens en zonder eendagshaantjes doden lopen al en worden in het convenant uitgebreid. Daarin is vooral de retail aan zet.” Lagere bezetting, hogere kostprijsMet het oog op 2040 streven de sector en de Dierenbescherming op sommige punten verschillende doelen na. Stadig: “We zijn het erover eens dat we wat willen met het verlagen van de bezetting. Of we onze doelen halen, hangt onder meer af van onderzoeksresultaten, de financiële haalbaarheid, vergunningverlening en marktvraag. Daarom is het ook zo belangrijk om alle partijen aan tafel te hebben.” Met het verlagen van de bezetting ziet De Jong de kostprijs toenemen. “Het verlagen van de bezetting naar 8 leghennen per m2 verhoogt de kostprijs met 10 tot 15%. Dat moet worden betaald en terugverdiend.” Kicken ziet ook dat de sector en de Dierenbescherming in aanloop naar 2040 andere doelen nastreven. “Op sommige punten verschillen we van mening en van inzicht, maar er moet ook nog wel het nodige onderzoek gedaan worden. De Gids voor goede praktijken moet dan uitkomst bieden. Ook moeten we op sommige punten nog tot een middenweg komen.”
Een lagere bezetting bij leghennen en vleeskuikens is volgens Stadig belangrijk voor het dierenwelzijn. “Meer leefruimte heeft een positieve uitwerking op het gedrag en de gezondheid. Daarin zetten we mooie stappen, deels in lijn met wat Efsa (Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid, red.) adviseert. Zeker bij vleeskuikens hebben we met de marktverschuiving richting Beter Leven-kuikens al grote stappen gezet.” Efsa gaat nog verder: 4 hennen per m2 en 11 kg/m2. Wat De Jong betreft, blijft er ook ruimte voor de reguliere vleeskuikenmarkt. “Niet iedere consument heeft de luxe om voor Beter Leven-kip te kiezen. Zonder reguliere markt sluit je een deel van de consumenten uit om vlees te eten. Wij verwachten dat in 2040 nog 20% van de vleeskuikenmarkt uit regulier bestaat. Ik geloof niet dat er dan nog 42 kilo pluimveevlees van een vierkante meter komt. In de wet- en regelgeving komt daar verandering in, nog los van het Convenant.” |